Skip links

Rol van het christendom in verantwoording kolonialisme

Racisme was een belangrijke bepalende factor bij de onmenselijke behandeling en het extreme geweld dat kolonisators zich permitteerden ten opzichte van andere groepen mensen, zo ook de San in Zuid-Afrika. Het Christendom fungeerde mede als verantwoording van dit racisme. Het lijdt weinig twijfel dat trekboeren zichzelf vanaf het begin superieur beschouwden aan inheemse volkeren. Kolonisten deden dit blijken door naar zichzelf te verwijzen als ‘christelijk’, in tegenstelling tot de inheemse bevolking. Zo gebruikte commando-leider Adriaan van Jaarsveld in 1775 de term als raciale beschrijving bij het karakteriseren van zijn kracht als bestaande uit ‘. . . 46 christenen en 31 H*ttent*tten’ (een denigrerende term voor de lokale Khoikhoi). De raciale opvattingen van de kolonisten werden kernachtig samengevat door landdrost Alberti uit Uitenhage in 1805: “Volgens de ongelukkige gedachte die hier heerst, is een heiden eigenlijk geen mens, maar tegelijkertijd kan hij niet echt tot de dieren worden gerekend. Hij is dus een soort schepsel dat nergens anders bekend is. Zijn woord kan op geen enkele wijze worden geloofd, en alleen door gewelddadige maatregelen kan hij ertoe worden gebracht goed te doen en het kwade te mijden”.

San werd gewoonlijk geacht op de allerlaagste trede van de raciale hiërarchie te staan. Hun nomadische manier van leven, fenotypische verschillen, mate van naaktheid, schijnbaar gebrek aan religie of sociale organisatie buiten het gezin, plaatsten hen op het tegenovergestelde van het trekboer-ideaal van de mensheid. Voor de kolonisten misten de San veel van de elementen die de menselijke samenleving kenmerkten, waaronder basisconcepten met betrekking tot privé-eigendom, wet, regering of God. Het kwam velen voor dat de San niet eens een begrijpelijke taal sprak, een belangrijk kenmerk dat de mensheid scheidt van dieren. Deze overdreven negatieve stereotypering zorgde ervoor dat hun menselijkheid in twijfel werd getrokken, zo niet ontkende. Het is niet verrassend dat San en andere inheemse volkeren werden aangeduid als ‘schepselen’. Zelfs onder degenen van wie men een zekere mate van sympathie zou verwachten, was er vaak weinig. Missionaris Johannes Kicherer bijvoorbeeld, die 31 maart 1799 arriveerde op de Kaap, karikaturiseerde elk aspect van de San cultuur als ‘zo barbaars en weerzinwekkend dat ze op hetzelfde niveau stonden als brute schepping’.

Bronnen:

ADHIKARI, M. – A total extinction confidently hoped for: the destruction of Cape San society under Dutch colonial rule, 1700 – 1795 Journal of Genocide Research (2010), 12(1–2) March–June, 19–44

K. J. Schoeman, J. J. Kicherer en die vroeë sending, 1799-1806 (Kaapstad: Suid-Afrikaanse Biblioteek, 1996).


J. Kicherer, Narrative of His Mission to the Hottentots and Boschemen With a General Account of the South 
African Missions (London: T. Williams, 1804), pp 7–8. 


Afrikaner Political Thought: Analysis and Documents. Volume 1: 1780–1850. By André du Toit and Hermann Giliomée. Berkeley, Los Angeles and London: University of California Press, 1983.

Mathias Guenther – ‘From “brutal savages” to “harmless people”: notes on the changing Western image of 
the Bushmen’, Paideuma, Vol 26, 1980, pp 123–140.