Op 19 mei 1659, een druilerige dag, begon de eerste oorlog tussen de Khoi en de Nederlanders gevestigd op Kaap de Goede Hoop in het huidige Zuid-Afrika. De leider van het verzet was Nommoä of Doman, een Goring-Haiqua Khoisan, die twee jaar eerder naar Batavia vertrok om Nederlands te leren en zo vertaler te worden. In Indonesië zag hij met eigen ogen het Nederlandse geweld tegen de lokale bevolking, wat hem een vurige tegenstander van de Europese kolonisatie maakte. Om zijn terugkeer naar Kaap de Goede Hoop veilig te stellen vertelde hij commissaris Joan Cuneaus dat hij Christen wenste te worden en dat hij zich zo verbonden voelde met de Nederlanders, dat hij betwijfelde of hij nog wel met zijn eigen bevolking, de Khoisan, kon leven.
Dit was zijn plot, want zodra hij arriveerde in Kaap de Goede Hoop werd hij uitgesproken criticus van Jan Van Riebeeck, de Kaapse gouverneur. Dat resulteerde in een reeks strategische aanvallen op de groepen Nederlandse ‘vrijburgers’ die Kaap de Goede Hoop bezet hadden in 1659. Doman had op regenachtig weer gewacht, omdat de Nederlandse musketten met nat kruit dan niet zouden werken. Eén jaar later eindigde de opstand in een patstelling, en de Goringhaiqua leverden hun rechten op Kaapse weidegronden over aan de Nederlanders. Doman overleed minder dan vier jaar later, in december 1663.
Bronnen:
https://www.sahistory.org.za/people/doman
http://www.nhmsa.co.za/sculpture.html?tag=doman