Jerry Afriyie: Dit land is ons veel te dierbaar
Gisteren, op zaterdag 18 maart 2017, zijn er tweeduizend mensen de straat opgegaan om hun stem te laten horen tijdens de demonstratie ‘Sta op tegen racisme en discriminatie‘. De demonstratie werd georganiseerd door ‘Comité 21 maart‘. Lees hieronder de speech van Jerry Afriyie, uitgesproken op het podium bij de Dokwerker in Amsterdam.
Als straks de Kamerleden één voor één gepresenteerd worden, zal mijn dochtertje mij aankijken en de vraag stellen: “Papa, waar ben ik?” Er is straks geen één zwart kamerlid in de Kamer. Ik heb al zeven jaar geen premier. En met hoe de kaarten momenteel geschud zijn, heb ik waarschijnlijk de komende jaren ook geen premier.
Maar ik heb jullie. Ondanks de verschillen in achtergrond, afkomst of cultuur. Ongeacht godsdienst, politieke gezindheid en geaardheid, wij hebben elkaar en wij moeten misschien meer dan ooit elkaar vasthouden. Opgeven is geen optie. Waar anderen boos en bitter zijn omdat hun witte superioriteit aangetast wordt, waar anderen in alles en iedereen gevaar zien omdat het land een kleurtje krijgt, waar anderen “Nederland is niet meer van ons” van de daken roepen, omdat van ze geacht wordt om ‘normaal’ te doen, zijn wij radicaal hoopvol. En daar ligt onze kracht. Liefde voor elkaar en voor ons land verbindt ons.
Vanaf vandaag mag er geen haat of nationalisme tussen ons in komen te staan. Ons land mag niet ten onder gaan aan racisme, xenofobie, homohaat en moslimhaat. Mensen die vluchten voor oorlog moeten de kans krijgen om hier bij te komen, totdat het echt veilig is in hun eigen land. De rijken mogen van mij rijker worden, maar dan op eigen kracht en niet over de rug van hardwerkende burgers.
Tijdens de campagne hebben wij heel veel verwerpelijke dingen aan moeten horen. Dingen die zelfs tegen de wet ingaan. Haat en angst zaaien noem ik geen verkiezingsretoriek en ook geen campagnetaal. Dit is het nieuwe rechts. Gewone mensen, zoals onze buren en kroegmaten, hebben op hen gestemd en gaan erop toezien dat zij hun belofte nakomen. Aan ons de taak om er op onze beurt op toe te zien dat het niet gebeurt.
Mark Rutte zei niet lang geleden “Doe normaal of ga weg”. Rutte bedoelde niet Henk en Ingrid, kan ik je verzekeren. Rutte bedoelde de Mohammeds, de Afriyie’s, de Sylvana’s en de Kuzu’s van onze tijd. Maar iemand had Rutte moeten vertellen: Strijden tegen racisme en uitsluiting is normaal, populisten confronteren met hun haatretoriek is normaal, opkomen voor basisinkomen is normaal, je zorgen maken om klimaatverandering is normaal, het verwerpelijk vinden dat de rijken rijker worden en de armen steeds meer hun weg moeten vinden naar de voedselbank is normaal. De vraag is niet of wij normaal moeten doen. De vraag is wanneer gaat de fatsoenbrigade van rechts normaal doen? Wanneer gaat Mark Rutte, al zeven jaar de premier van ons land, ook de premier van mijn dochter worden? Een premier zegt niet: ik kan niets tegen racisme doen, een premier hoort zich tegen racisme uit te spreken in plaats van het te vergoelijken.
Wat voor extreemrechts kabinet we straks ook krijgen, wij zullen niet buigen voor witte boze burgers en politici die denken dat wij nog in de jaren 50 wonen. Wij zullen onvermoeid de strijd voor gelijkwaardigheid en representatie voortzetten. Want dit land is ons veel te dierbaar om haar over te dragen aan rechtse populisten en haatzaaiers.
Foto: Romy Fernández